|
<<terug |lijst| verder>>
Poezie
Misbaar
I
Gevallen was ze
maar haar fiets
was niet kapot.
Bloedt ze bij
haar heupen?
Oom ging met haar
naar het bos.
II
Er woont een dolman in haar hart
die niet ontsnappen zal.
's Nachts braakt ze zijn ogen uit.
Een duilman in haar hart;
een vastgebanden tas met drek
zeult ze mee.
Een doolman die kleeft
die aan haar oren trekt.
Die hoe ze zich ook draait
zijn gore adem blaast.
Het beest dat binnenkruipt.
De oorwormslang.
III
In haar verminkte toren
weeft ze kleden van leugens,
metselt een voor een
de ramen dicht.
<<terug |lijst| verder>>
|
Schrijverij
een onderdeel van
jemagalles.nl
|