Louis Bolk
De vraag naar het ontstaan van de mens
Louis Bolk had op zijn vakgebied een brede, of misschien
juister gezegd een wisselende belangstelling. Een rode draad
in zijn werk was de vraag naar het ontstaan van de mens.
Je kunt het dan hebben over de verschijnselen van de evolutie:
reeksen fossielen, vormverwantschap tussen verschillende
diersoorten, mutaties, uitgestorven dieren. Interessant is ook
de ontwikkeling van embryo tot volwassen individu. Daarbij
blijkt elk dier de voorafgaande stadia uit de evolutie als het
ware in korte tijd nog eens door te maken.
Een menselijk embryo heeft bijvoorbeeld een tijd lang kieuwspleten.
Bij de vissen groeien die uit tot kieuwen. Bij de mens verdwijnen ze
weer. Dat verschijnsel wordt wel de biogenetische grondwet van
Heackel genoemd: de ontwikkeling van het embryo herhaalt in
het kort de ontwikkeling van de soort. Het is een opvatting
die niet tot in alle details vol te houden is, maar de
overeenkomsten zijn frappant.
De darwinistische verklaringen
voor de evolutie (door toevallige veranderingen ontstaat er
variatie, in de strijd om het bestaan overleven de best
aangepasten) zijn niet voor iedereen bevredigend. 'Je denkt
toch niet dat ik geloof dat ik door toeval hier ben!',
zei eens iemand in een gesprek over de evolutie. Louis
Bolk had een zeer uitgesproken mening over het darwinisme.
'Want nooit of te nimmer zou die strijd in den vorm waarin hij
werkelijk in de natuur gestreden wordt, de menschheid tot
moreel inzicht, tot zedelijk bewustzijn hebben kunnen voeren
... als drijfkracht voor de hooger ontwikkeling der
menschheid, heeft dan ook voor mij de strijd om het bestaan
niet de minste beteekenis.' (uit: Hersenen en cultuur.)
Bolk was in de eerste plaats een waarnemer. Hij verbaasde zich
erover dat de mens -die toch uit de dieren voortgekomen zou
zijn- zich zoveel langzamer ontwikkelde dan de andere
zoogdieren. 'Er bestaat geen tweede (zoogdier) dat pas na zo
lange tijd na de geboorte volwassen is', schreef hij in Das
Problem der Menschwerdung. Tegelijkertijd zag hij hoe de
verschillende diersoorten een duidelijke reeks vormden die als
beeld de evolutiegedachte volledig ondersteunde. De plaats van
de mens in dat geheel bleef voor hem lange tijd een raadsel.
>
|