Louis Bolk
De menschwording lag besloten in het oerorganisme
Als hoogleraar in de anatomie besteedde hij veel tijd aan het
onderzoek van menselijke en dierlijke lichamen. Na de
verhuizing van het ontleedkundig laboratorium in 1909 naar een
nieuw gebouw aan de Mauritskade had hij de beschikking over
een grote sectiezaal en voor het uitstallen van de modellen en
preparaten een museumzaal die alom bewonderd werd. (Een deel
van de collectie is nu ondergebracht bij Museum Vrolik bij het
Academisch Medisch Centrum in Amsterdam.)
Voor de bouw van het
nieuwe laboratorium waren de graven van de voormalige Ooster
Begraafplaats geruimd. De botten werden aan Bolk voor
onderzoek ter beschikking gesteld. Dat gaf hem de mogelijkheid
de bouw van het skelet uitvoerig te bestuderen. Bizar was het
bezoek dat hij eens kreeg van een bultenaar die zijn bochel te
koop aan kwam bieden. 'En Professor, is hij groot genoeg? Mijn
hele leven hebben ze me uitgelachen en ik heb gedacht, lachen
jullie maar. Ik ga later van dat ongemak nog een aardige rente
trekken.' Bolk moest hem teleurstellen.
De impasse waarin Bolk
verkeerde ten aanzien van de vraag naar de plaats van de mens
in de evolutie kwam tot een ontknoping toen men hem een
chimpansee-foetus van ongeveer zeven maanden oud stuurde. De
moeder was verongelukt. Het was een kaal wezentje met alleen
wat haar op het hoofd. Het had een duidelijk voorhoofd en een
duidelijke kin. Bolk zag wat er te zien was. De aap maakte in
zijn foetale ontwikkeling een 'mensenstadium' door. 'Hij moest
tegen zichzelf zeggen: het is nu duidelijk dat de diersoorten
weliswaar een reeks vertonen, doch niet uit elkaar zijn
ontstaan.
Ze zijn achtereenvolgens afgetwijgd van een zich
naast de dieren ontwikkelende vorm, die later de mens zou
worden.' (L.F.C. Mees, Herinneringen aan Louis Bolk)
Bolk werkte deze gedachte uit in zijn foetalisatie theorie. De
kerngedachte daarvan was dat de mens op te vatten is als een
wezen dat zich in zijn ontwikkeling terughoudt, als het ware
een foetus blijft, niet doorgroeit tot een aan de
omstandigheden gebonden gespecialiseerd dier. 'In zijn
uiterste consequentie toegepast moet dit standpunt voeren tot
de meening dat in het laagste, of laat ik het maar aanduiden
als oer-organisme, reeds de noodzakelijkheid besloten lag der
menschwording, die met even groote zekerheid in den loop der
tijden daaruit volgen moest, als uit een bevruchte dierlijke
eicel een volwassen dier als eindstadium van den
ontwikkelingsgang ontstaat. Dat klinkt mystiek maar geeft mij
toch meer bevrediging dan de consequente toepassing van de
selectie- of aanpassings-theorie, als eenig leidend beginsel
der evolutie, waarbij ten slotte de menschwording een louter
spel van het toeval geweest is.' (Hersenen en cultuur).
>
|