Willem Pijper
Muziekleven weer in beweging
De geschiedenis van de Europese muziek was voor alles een
geschiedenis van harmonieën. Vernieuwing in de muziek ging
vaak gepaard met verandering van de harmonische inzichten. De
betekenis van majeur, mineur, van een bepalende toonsoort werd
niet losgelaten tot men in de vorige eeuw het spoor bijster
raakte. Talrijke en onverwachte modulaties (overgangen naar
andere 'thuisaccoorden') waren nodig om aan het stuwende
gevoelsleven in de romantiek uitdrukking te geven. Hoe men het
huis van de tonaliteit ook verbouwde, het bleef één huis. De
harmonische structuur op zich, die eeuwenlang een houvast was
geweest werd als een belemmering ervaren. De stem van de
grondtoon in de muziek werd die van een dwingeland waaraan men
wilde ontsnappen. Aan dromend, degelijk Nederland leek die
worsteling ongemerkt voorbij te gaan. Wat er in het begin van
deze eeuw in Nederland gecomponeerd werd was vaker imitatie
dan origineel; vastgeroest in goedbedoelde navolging van de
Duitse romantici. Maar muziek is beweging! De man die het
Nederlandse muziekleven weer in beweging bracht was Willem
Pijper.
Willem Pijper, zoeken naar muziek
Iedereen kan piano spelen. Zet de vingers van de rechterhand
op vijf naast elkaar gelegen witte toetsen. Sla die dan alle
vijf tegelijk aan. Het resultaat is een accoord. Geen fraai
accoord overigens. De samenklank van tonen die zo dicht bij
elkaar liggen brengt bij de meeste mensen een gevoel van
ongerustheid, spanning, misschien zelfs angst teweeg. Til nu
de wijsvinger en middelvinger op. Een wereld van verschil. Er
klinkt een open, opwekkend accoord, of een weemoedige,
herfstachtige samenklank. In een zeldzaam geval roept het
accoord nog steeds een lichte spanning op. Als de laagste toon
een B is om precies te zijn. Een spanning die om een oplossing
vraagt. Til de middelvinger op en verplaats de pink een toets
naar links. Hè, dat is al beter. Verplaats nu de duim een
toets naar links. Je krijgt na de opeenvolging van die klanken
onmiskenbaar het gevoel 'weer thuis te zijn'. Een huis met
grote ramen (majeur), of met alle gordijnen dicht (mineur).
Dat hangt er van af welke toon je nog met de middelvinger
toevoegt, de zwarte of de witte. Het 'thuisgevoel' herkennen
we ook bij het slot van de meeste liedjes. De toonladder is
ons ingeboren. Dat is iets om je over te verwonderen; waar
komt die vaste opeenvolging van toonhoogtes vandaan? Ook
iemand met een geringe muzikaliteit herkent of het eind van
een melodietje echt een slot is, of dat het nog verder wil.
Onbewust voelen we de grondtoon van een muziekstuk aan.
Jeugd
Willem Frederik Johannes Pijper werd op 8 september 1894 in
Zeist geboren als enig kind van de behanger Johannes Willem
Pijper en Willemina Beeftink. In het strenge calvinistische
milieu leidde Willem een eenzaam bestaan.
Hij had een zwakke gezondheid en ging daardoor niet naar de lagere school, maar
kreeg huisonderwijs.
Waarschijnlijk kwam hij pas in 1908 toen
hij naar het gymnasium in Utrecht ging in geregeld contact met
leeftijdsgenoten. Hij las graag en veel en had een grote
algemene ontwikkeling. Wat dat betreft was hij zijn
medeleerlingen voor. Zijn scherpe verstand en vindingrijkheid
maakte hem tot een verdienstelijke maar ook eigenwijze
leerling. Zijn eerste interesse gold de plantkunde. Hij legde
een verzameling van allerlei zaden en pitten aan die hij lange
tijd bewaarde. Ook verdiepte hij zich al vroeg in de filosofie
en psychologie.
Op zeventienjarige leeftijd ging hij naar de
toonkunst muziekschool in Utrecht. Thuis had hij al op het
harmonium -een instrument dat hij graag voor de piano
verruilde- zijn eerste muzikale ontdekkingen gedaan:
experimenten met toonstelsels. Zij leraar -Johan Wagenaar- zag
in hem eerder een theoreticus dan een uitvoerend musicus en
nam hem op in de compositieklas. Bij het jubileum van de
school in 1915 werd het door hem geschreven 'orkeststuk met
piano' uitgevoerd. Het was een concert met haast Mahleriaanse
bezetting. De jonge componist liet horen hoe hij korte
motieven tot een brede ontwikkeling kon brengen. In 1918
verwierf hij een baan als leraar harmonieleer aan de
Amsterdamse muziekschool.
Vanaf 1925 werkte hij als
hoofdleraar compositie aan het Amsterdams conservatorium. En
in 1930 werd hij benoemd tot directeur van het Rotterdams
conservatorium. Een post die hij de rest van zijn leven zou
bekleden.
'La musique est mort, vive la musique'
Willem Pijper kreeg zijn eerste bekendheid als recensent van
het Utrechts Dagblad. Hij schreef helder, niet zonder humor en
in een vlotte stijl. De in 'De Quintencirkel' gebundelde
artikelen zijn nog steeds de moeite van het lezen waard. Met
zijn scherpe pen had hij volgens de hoofdredacteur maar een
fout, namelijk dat hij altijd de waarheid sprak. Daarbij ging
hij de strijd niet uit de weg. De dirigent van het Stedelijk
Orkest kreeg het zwaar te verduren. Pijper bekritiseerde niet
alleen zijn uitvoeringspraktijk, maar ook de programmakeuzes.
De pen bleek een machtig wapen; de dirigent ruimde het veld.
Pijper mystificeerde: 'Muziek begrijpen? Dat zullen we nooit
kunnen.' Maar hij mystificeerde met een doel. In zijn ogen was
de mentaliteit in Nederland, ondanks het naar verhouding hoge
aantal beroepsmusici, in wezen anti-muzikaal. 'In Holland
evenwel is het produceren van min of meer in een systeem thuis
behorende klankenreeksen een bij uitstek onder het begrip
Zondag vallende bezigheid geworden. Gelijk de
voetbalwedstrijden en het kerkbezoek.' Hij wilde de
muziekwaardering ontdoen van persoonlijkheidsverering,
bruikbaarheidscriteria, of welke andere niet muzikale
bijmengsels dan ook. 'Psycho-analyse ... heeft 'artistiek' net
zo min een stimulerende als een remmende invloed,' repliceerde
hij een collega die een muziekstuk 'de vrucht van de psycho-
analyse' noemde.
In een essay toonde hij aan hoe de in die
tijd immense populariteit van Beethoven zijn oorsprong eerder
in het drama van diens levensmoeilijkheden vond, dan in het
nieuwe van de muzikale uitdrukking. Die was immers ook al bij
Haydn te vinden. Pijper was een pleitbezorger voor de moderne
muziek, of zoals hij het zelf noemde 'tegenwoordige muziek'.
Bij het dóórbreken daarvan sloeg hij de rol van de componist
hoger aan dan die van de executant: '... een partituur is meer
dan een wassenbeeldenspel.' dat pas door de pianist tot leven
gewekt zou worden. 'Zij scheppen niet, zij vervoeren.' Juist
ook omdat ooit in Nederland het spel van melodie en
tegenmelodie tot grote bloei was gekomen geloofde hij in de
mogelijkheden van de Nederlandse muziek. Hij realiseerde zich
wel dat daarvoor eerst drie eeuwen minderwaardigheidsgevoel
opzij gezet moesten worden. 'La musique est mort, vive la
musique!' schreef hij in de eerste jaargang van het
tijdschrift 'De Muziek'.
Nieuwe muzikale structuur
Pijper keerde zich fel tegen navolging en imitatie. Niet
alleen voor zijn leerlingen, ook voor zichzelf stelde hij hoge
eisen. Van de a-tonale muziek, waarbij een tooncentrum
behoedzaam werd vermeden, moest hij niet veel hebben.
Schönberg had sloperswerk verricht. Dat was op zich een
verdienste, maar nu was het tijd voor positieve prestaties.
Pijper zocht zelf de uitbreiding van de expressiemogelijkheden
in de polytonaliteit, het gelijktijdig gebruiken van
verschillende tooncentra. Speel eens met de rechterhand alleen
op de witte, met de linker alleen op de zwarte toetsen van de
piano: bitonale muziek in C en Fis. Dat wat men gewend was na
elkaar te horen -de overgang van de ene toonsoort naar de
andere- plaatste hij boven elkaar. Hetzelfde deed hij met het
ritme.
In zijn sonate voor twee piano's combineerde hij
bijvoorbeeld een zesdelig ritme voor de ene partij met een
vierdelig ritme voor de andere. ' ... wij oefenden ons op
school reeds in het snel overzien, in samenvatten; en dat
proces zal nog verder gaan, Symbolen van deze, van onze tijd
zijn het telegram en de stenografie. ... Daarom is de
pluritonalliteit een zuivere projectie van de geest dezer
dagen.
Een telegram induceert met vier vijf woorden gehele
complexen ... Een pluritonale passage raakt op hetzelfde
moment meerdere verdiepingen van ons bewustzijn aan.' Op zich
achtte hij overigens het vraagstuk van de tonaliteit, het
vraagstuk van de harmonieën van minder belang dan het zoeken
naar een nieuwe muzikale structuur.
Uitgebreide herkenbare thema's waren in de muziek van Pijper
niet te vinden. Hij vormde de muzikale structuur vanuit
'kiemcellen'. Zoals elk blad van de zonnebloem anders is dan
het voorafgaande, maar toch een zonnebloemblad, zo was elke
volgende muzikale frase nieuw, maar toch afkomstig uit de
kiem. Het muziekstuk groeide vanuit een kort motief tot een
organisch geheel. Dit was geen vinding van hemzelf. Pijper was
wel degene die de kiemceltechniek tot ontwikkeling bracht. De
kiemcel had bij hem niet alleen melodische of ritmische
betekenis, ze fungeerde als klankcentrum. Pijpers muziek was
beknopt en geconcentreerd (de derde symfonie duurt een
kwartier) en kreeg vaak het predikaat intellectueel of
verstandelijk.
Hij legde zich toe op het schrijven van
absolute muziek, dat wil zeggen, muziek zuiver als
klankkunstwerk. 'Een componist componeert alleen wat hij niet
op andere wijze uitdrukken, meedelen kan.' Toch had hij ook
belangstelling voor de combinatie met andere kunsten. Hij
schreef en bewerkte liederen en hield zich veel met
toneelmuziek bezig. Zijn opera 'Halewijn' werd onlangs ter
gelegenheid van de honderdste geboortedag in verschillende
steden uitgevoerd. Pijper noemde het een symfonisch drama. De
muziek stond voorop. Het door zijn tweede vrouw geschreven
libretto kwam op de tweede plaats.
Met Simon Vestdijk werkte
hij lange tijd aan een ambitieus operaplan 'Merlijn', vol
astrologische symboliek die vooral in de muziek zijn
uitdrukking moest vinden. Gold Pijper als een van de knapste
componisten van zijn tijd, voor Nederland was zijn rol als
muziekpedagoog minstens zo belangrijk. Karel Mengelberg,
Bertus van Lier en Rudolf Escher waren enkele van zijn
leerlingen. Ondanks zijn sterke dwingende persoonlijkheid
probeerde hij zijn leerlingen vrij te laten. Dat lukte niet
altijd. 'Zoals de ouden zongen pijperen de jongen' werd een
gevleugeld woord. Karel Mengelberg: 'Pijper is ons als leraar
en als vriend onvergetelijk, onverzettelijk en onverbiddelijk
als hij was tegenover halfslachtigheden en onwaarachtigheden,
mild als hij kon zijn en waarlijk vaderlijk bezorgd, wanneer
hij iets zag ontstaan dat hij als goed erkende.'
Niet iedereen
was het met hem eens. Henk Badings vertelde in een interview
hoe hij eens twee bladzijden uit een partituur aan Pijper ter
beoordeling voorlegde. Een in zijn ogen erg slechte en een die
toonde wat hij als componist in zijn mars had. Pijper koos de
eerste. Ze hebben elkaar daarna niet veel meer gesproken.
Willem Pijper als mens
Willem Pijper als mens te doorgronden is niet zo gemakkelijk.
In de lange reeks vaak omvangrijke werken die aan het leven
van componisten gewijd zijn ontbreekt (nog) zijn biografie.
Wellicht dat zijn verstandelijke, soms agressieve houding
eerder zijn gevoelige natuur moest camoufleren dan dat het een
echte wezenstrek was, maar gemakkelijk in de omgang was hij
niet. Simon Vestdijk schreef in 'gestalten tegenover mij':
'... bij Pijper was het wel zo dat men na de eeste of tweede
keer zijn huis licht gewapend moest betreden. ...zijn karakter
(was) misschien alleen te begrijpen van de 'muziekwereld' uit
... het bedrijvige wereldje van vertolkers ... bij wie door
het 'optreden' en 'uitvoeren', en de geringe kansen geboden in
een klein land, ijdelheid en ellebogentaktiek zulke
paroxysmale trekken aannemen, dat iemand, die daar de eerste
viool wil spelen, en op grond van zijn capaciteiten ook móet
spelen, wel rond mag lopen met een revolver op zak.'
Vestdijk leerde hem kennen in 1938, het jaar waarin Pijper toetrad tot
de orde der vrijmetselarij. 'Toen ... had zijn denktrant niet
alleen symbolische, maar zelfs 'mythische' en bijwijlen
occultistische allures aangenomen, waarbij zijn critische zin
hem weliswaar voor grof bijgeloof of ongefundeerd gedweep
behoede, maar zonder de mogelijkheid buiten te sluiten van een
universeelen geestelijken samenhang.' (Mensch en Melodie, II,
6-7) Naast muziek en de Franse keuken was Pijpers grote liefde
het autorijden; toch nog een noviteit in die dagen. Volgens
Pijper iets waarbij ' ... aan de schijnbaar zo alledaagse
bezigheden van gas geven, sturen en remmen een 'artistieke'
zijde valt te ontdekken.' Vestdijk voelde zich wat bedremmeld
toen hij voor het eerst meereed, want hij wist niet 'dat het
technisch mogelijk was zo tegen auto's te keer te gaan wanneer
men er zelf een bestuurde.'
Bij het bombardement van Rotterdam raakte Pijper vrijwel al
zijn bezittingen kwijt. Na de oorlog woonde hij in
Leidschendam waar hij op tweeenvijftigjarige leeftijd stierf.
Uit een van zijn laatste brieven: 'Ik heb me er altijd een
beetje grimmig over verbaasd, over de ons allen ingeboren
ambitie 'een leegte na te laten', m.a.w. gemist te willen
worden als we er als zoogdieren niet meer zijn. We zouden dan
immers het leven uithollen , er een soort gigantische
Emmenthaler kaas van maken. Ik geloof juist, dat we niet als
leegte, maar als vol-te voortbestaan: in een woord, een daad,
een gedachte.'
|