Willem Pijper
'La musique est mort, vive la musique'
Willem Pijper kreeg zijn eerste bekendheid als recensent van
het Utrechts Dagblad. Hij schreef helder, niet zonder humor en
in een vlotte stijl. De in 'De Quintencirkel' gebundelde
artikelen zijn nog steeds de moeite van het lezen waard. Met
zijn scherpe pen had hij volgens de hoofdredacteur maar een
fout, namelijk dat hij altijd de waarheid sprak. Daarbij ging
hij de strijd niet uit de weg. De dirigent van het Stedelijk
Orkest kreeg het zwaar te verduren. Pijper bekritiseerde niet
alleen zijn uitvoeringspraktijk, maar ook de programmakeuzes.
De pen bleek een machtig wapen; de dirigent ruimde het veld.
Pijper mystificeerde: 'Muziek begrijpen? Dat zullen we nooit
kunnen.' Maar hij mystificeerde met een doel. In zijn ogen was
de mentaliteit in Nederland, ondanks het naar verhouding hoge
aantal beroepsmusici, in wezen anti-muzikaal. 'In Holland
evenwel is het produceren van min of meer in een systeem thuis
behorende klankenreeksen een bij uitstek onder het begrip
Zondag vallende bezigheid geworden. Gelijk de
voetbalwedstrijden en het kerkbezoek.' Hij wilde de
muziekwaardering ontdoen van persoonlijkheidsverering,
bruikbaarheidscriteria, of welke andere niet muzikale
bijmengsels dan ook. 'Psycho-analyse ... heeft 'artistiek' net
zo min een stimulerende als een remmende invloed,' repliceerde
hij een collega die een muziekstuk 'de vrucht van de psycho-
analyse' noemde.
In een essay toonde hij aan hoe de in die
tijd immense populariteit van Beethoven zijn oorsprong eerder
in het drama van diens levensmoeilijkheden vond, dan in het
nieuwe van de muzikale uitdrukking. Die was immers ook al bij
Haydn te vinden. Pijper was een pleitbezorger voor de moderne
muziek, of zoals hij het zelf noemde 'tegenwoordige muziek'.
Bij het dóórbreken daarvan sloeg hij de rol van de componist
hoger aan dan die van de executant: '... een partituur is meer
dan een wassenbeeldenspel.' dat pas door de pianist tot leven
gewekt zou worden. 'Zij scheppen niet, zij vervoeren.' Juist
ook omdat ooit in Nederland het spel van melodie en
tegenmelodie tot grote bloei was gekomen geloofde hij in de
mogelijkheden van de Nederlandse muziek. Hij realiseerde zich
wel dat daarvoor eerst drie eeuwen minderwaardigheidsgevoel
opzij gezet moesten worden. 'La musique est mort, vive la
musique!' schreef hij in de eerste jaargang van het
tijdschrift 'De Muziek'.
>
|