Willem Pijper
Nieuwe muzikale structuur
Pijper keerde zich fel tegen navolging en imitatie. Niet
alleen voor zijn leerlingen, ook voor zichzelf stelde hij hoge
eisen. Van de a-tonale muziek, waarbij een tooncentrum
behoedzaam werd vermeden, moest hij niet veel hebben.
Schönberg had sloperswerk verricht. Dat was op zich een
verdienste, maar nu was het tijd voor positieve prestaties.
Pijper zocht zelf de uitbreiding van de expressiemogelijkheden
in de polytonaliteit, het gelijktijdig gebruiken van
verschillende tooncentra. Speel eens met de rechterhand alleen
op de witte, met de linker alleen op de zwarte toetsen van de
piano: bitonale muziek in C en Fis. Dat wat men gewend was na
elkaar te horen -de overgang van de ene toonsoort naar de
andere- plaatste hij boven elkaar. Hetzelfde deed hij met het
ritme.
In zijn sonate voor twee piano's combineerde hij
bijvoorbeeld een zesdelig ritme voor de ene partij met een
vierdelig ritme voor de andere. ' ... wij oefenden ons op
school reeds in het snel overzien, in samenvatten; en dat
proces zal nog verder gaan, Symbolen van deze, van onze tijd
zijn het telegram en de stenografie. ... Daarom is de
pluritonalliteit een zuivere projectie van de geest dezer
dagen.
Een telegram induceert met vier vijf woorden gehele
complexen ... Een pluritonale passage raakt op hetzelfde
moment meerdere verdiepingen van ons bewustzijn aan.' Op zich
achtte hij overigens het vraagstuk van de tonaliteit, het
vraagstuk van de harmonieën van minder belang dan het zoeken
naar een nieuwe muzikale structuur.
Uitgebreide herkenbare thema's waren in de muziek van Pijper
niet te vinden. Hij vormde de muzikale structuur vanuit
'kiemcellen'. Zoals elk blad van de zonnebloem anders is dan
het voorafgaande, maar toch een zonnebloemblad, zo was elke
volgende muzikale frase nieuw, maar toch afkomstig uit de
kiem. Het muziekstuk groeide vanuit een kort motief tot een
organisch geheel. Dit was geen vinding van hemzelf. Pijper was
wel degene die de kiemceltechniek tot ontwikkeling bracht. De
kiemcel had bij hem niet alleen melodische of ritmische
betekenis, ze fungeerde als klankcentrum. Pijpers muziek was
beknopt en geconcentreerd (de derde symfonie duurt een
kwartier) en kreeg vaak het predikaat intellectueel of
verstandelijk.
Hij legde zich toe op het schrijven van
absolute muziek, dat wil zeggen, muziek zuiver als
klankkunstwerk. 'Een componist componeert alleen wat hij niet
op andere wijze uitdrukken, meedelen kan.' Toch had hij ook
belangstelling voor de combinatie met andere kunsten. Hij
schreef en bewerkte liederen en hield zich veel met
toneelmuziek bezig. Zijn opera 'Halewijn' werd onlangs ter
gelegenheid van de honderdste geboortedag in verschillende
steden uitgevoerd. Pijper noemde het een symfonisch drama. De
muziek stond voorop. Het door zijn tweede vrouw geschreven
libretto kwam op de tweede plaats.
Met Simon Vestdijk werkte
hij lange tijd aan een ambitieus operaplan 'Merlijn', vol
astrologische symboliek die vooral in de muziek zijn
uitdrukking moest vinden. Gold Pijper als een van de knapste
componisten van zijn tijd, voor Nederland was zijn rol als
muziekpedagoog minstens zo belangrijk. Karel Mengelberg,
Bertus van Lier en Rudolf Escher waren enkele van zijn
leerlingen. Ondanks zijn sterke dwingende persoonlijkheid
probeerde hij zijn leerlingen vrij te laten. Dat lukte niet
altijd. 'Zoals de ouden zongen pijperen de jongen' werd een
gevleugeld woord. Karel Mengelberg: 'Pijper is ons als leraar
en als vriend onvergetelijk, onverzettelijk en onverbiddelijk
als hij was tegenover halfslachtigheden en onwaarachtigheden,
mild als hij kon zijn en waarlijk vaderlijk bezorgd, wanneer
hij iets zag ontstaan dat hij als goed erkende.'
Niet iedereen
was het met hem eens. Henk Badings vertelde in een interview
hoe hij eens twee bladzijden uit een partituur aan Pijper ter
beoordeling voorlegde. Een in zijn ogen erg slechte en een die
toonde wat hij als componist in zijn mars had. Pijper koos de
eerste. Ze hebben elkaar daarna niet veel meer gesproken.
>
|