Charley Toorop, de schilderes van het zwijgen
'Een foto geeft niet meer dan een moment, maar in een goed geschilderd
portret herken je iemand in al zijn uitdrukkingen. Je moet er iedere dag iets
anders in kunnen zien'. Charley Toorop ( 1891 - 1955 ) deed deze uitspraak in
een interview in 1930. Ze had toen al talloze portretten geschilderd,
waaronder zeven zelfportretten. Uiteindelijk zou ze in 21 zelfportretten, ruim
140 portretten en groepsportretten en een groot aantal stillevens, bloesem-
en vruchtenschilderingen verslag doen van haar worsteling met de verf en met
het leven.
Jeugd
Uit 1925 stamt het 'zelfportret tegen muur'. We zien een jonge vrouw die
strak voor zich uit kijkt. Een hoekige wijd vallende kraag omringt de als een
cilinder geschilderde hals. De mond is gesloten. Het gezicht drukt tege-
lijkertijd opstandigheid en isolement uit. Zoals een puber die zich voor het
eerst alleen tegenover de wereld geplaatst ziet. De achtergrond is een
gemetselde muur. De weg terug is afgesloten. Ook de toeschouwer bevindt zich
op korte afstand van de muur. Veel dichterbij kun je niet komen.
Annie Caroline Pontifex Toorop werd op 24 maart 1891 in Katwijk geboren als
tweede kind van Jan Toorop en Annie Hall. Hun eerste kind was vier jaar
tevoren kort na de geboorte overleden. De verstandhouding tussen de ouders
was -eigenlijk al vanaf de verloving- slecht. De hartstochtelijke op Java
geboren kunstschilder en de koele Iers-Schotse moeder groeiden steeds verder
uit elkaar. De komst van Charley bracht daar geen verandering in. Het kind
had tussen de ruzieënde ouders in geen gemakkelijke jeugd. Charley was erg op
haar vader gesteld. Van hem ervaarde ze warmte en waardering, maar op
elfjarige leeftijd werd ze van hem gescheiden. De verhouding tussen de ouders
was zo verslechterd dat Annie Hall tijdelijk terug ging naar haar familie. Ze
nam haar dochter mee; eerst naar Leamington (Engeland), later naar Parijs.
Door een steeds grotere affiniteit met het katholieke geloof weigerde ze te
scheiden en keerde ze terug naar Nederland. Jan Toorop ging in 1905 ook over
tot het katholicisme. Na de hereniging was hij veel op reis, hetzij om te
werken of om zijn vrouw te ontvluchten. Zo groeide Charley op in de
victoriaans-katholieke wereld van haar moeder.
Viool of schilderen
Een uitlaatklep in deze weinig vrolijke tijd had de muziek kunnen zijn.
Charley was muzikaal begaafd en had een bijzonder mooie stem. Vanaf haar
zevende jaar kreeg ze vioollessen. Ze bleek een uitstekende leerling. Het
echtpaar Toorop voorzag al een muzikale carrière voor hun kind. De moeder
werd een drijvende, dwingende kracht achter de muziekstudie. De verhuizing
naar Parijs was in feite ook bedoeld om betere vioollessen te kunnen krijgen.
Later in 1904 toen het gezin weer bij elkaar woonde bleek de boog te strak
gespannen: Charley werd ziek en had een lange rustperiode nodig. De viool-
studie pakte ze niet meer op. Wel had ze nog enige tijd zang- en
compositielessen.
Jan Toorop kende veel kunstenaars, ook musici en schrijvers. Charley ging
vaak met hem mee als hij Diepenbrock bezocht. Als symbolistisch schilder had
Jan Toorop grote waardering voor de muziek die als kunstvorm zoveel dichter
bij de oerbron stond dan de schilderkunst. Uiteindelijk koos Charley toch
niet voor de muziek als middel om zich kunstzinnig uit te drukken. Ze raakte
ingesponnen in het rommelige afwisselende kunstenaarsleven van haar vader. De
lange reizen met haar ouders naar Zwitserland, Italië en Duitsland hadden een
normaal schoolleven onmogelijk gemaakt, maar stelden daarvoor in de plaats
een rijke talenkennis en een Europese blik. Haar vader zag in haar het
sublieme van het kind en beeldde haar af in ragfijne tekeningen. 'En Charley,
die alles hoorde en zag, die voelde getekend te worden en onderworpen te
worden aan een mooie verbeelding, moest beantwoorden aan het beeld, dat in de
vader ontstond. ... Haar beeltenis behoorde tot die zinnelijk-extatische
bloei in de art-nouveau periode, zo teer, zo vol mogelijkheden van geluk en
tegelijk zo onbegrijpelijk dicht aan de rand van sombere harde tijden. ( A.M.
Hammacher, Charley Toorop, leven en werk.) Met haar vader op stap in Parijs,
of later tijdens de zomermaanden op Walcheren begon ze zelf te schilderen.
Het huwelijk met Henk Fernhout
In 1909 verhuisde het gezin naar Nijmegen. Voor Jan Toorop begon daar zijn
bloei als kunstenaar in katholieke kringen. Voor Charley was de overgang geen
verbetering. In Amsterdam had ze de nieuwe generatie schilders ontmoet: Mon-
driaan, Spoor, Sluyters. In die groep leerde ze ook Henk Fernhout kennen, een
filosofie student met anarchistische ideeën, die vol was van Nietsche,
Schopenhauer en Hegel. Het vrije anti-burgerlijke leven trok haar aan. De
sfeer thuis werd steeds ondragelijker voor haar. Door het huwelijk met Henk
Fernhout -zeer tegen de zin van de ouders- probeerde ze er aan te ontsnappen.
Ze kwam van de regen in de drup. De filosoof raakte aan de drank en had
weinig lust het jong gezin te onderhouden. (Charley kreeg drie kinderen:
Edgar, John en Annie). In agressieve buien sneed hij het schilderwerk van
Charley aan stukken. Het huwelijk hield niet lang stand.
In 1920 schilderde Charley 'Het gezin in de kamer met lamplicht'. Zes mensen
zitten rond een dofrode tafel in een donkere ruimte. Zwijgend. Ieder op
zichzelf. De monden strak gesloten. Op de achtergrond een klok zonder
wijzers. Daarnaast, buiten de kring, het grote hoofd van 'vader'. De moeder
in het midden van het doek heeft een kind in de armen dat de toeschouwer
doordringend aankijkt. De sfeer is beklemmend. Schilderde ze hier de stemming
van haar jeugd, of die uit haar eigen gezin? Op de voorgrond zit een meisje
met gebogen hoofd ijverig te breien.
De stijl
Kenmerkend voor de stijl van Charley Toorop zijn de grote, haast starende
ogen in de gezichten die ze schilderde. Bij een portret begon ze ook altijd
met een van de ogen. Daaromheen bouwde ze het gezicht op dat vaak groter werd
dan de oorspronkelijke bedoeling was. Kijken was belangrijk voor haar.
Kreunend kon ze iets in zich opnemen, alsof ze vantevoren de moeite voelde
die het zou kosten om weer te geven wat ze zag. Ze schilderde vaak lang aan
een doek. De gewoonte om achter op het doek aan te geven wanneer ze het klaar
dacht te hebben maakte het meer dan eens noodzakelijk het jaartal te
veranderen.
Het is niet gemakkelijk om haar in een bepaalde stroming in te
delen. Hoewel haar werk het handschrift van de tijd waarin het is ontstaan
verraadt ontwikkelde ze een geheel eigen stijl. Ze schilderde realistisch op
een gevormde, harde manier waardoor de voorwerpen en de mensen geïsoleerd
kwamen te staan zodat ze tot symbool konden worden.
Bijvoorbeeld het schilderij 'Boeren' (1930). Vijf boeren op een rij. De gezichten op gelijke
hoogte en gedeeltelijk achter elkaar. Niet de ruimtewerking, maar de
overlapping van de gezichten suggereert dat ze in een v-vorm opgesteld zijn. De
schuine lijnen van een schoffel en een zeis, dwars voor de gezichten langs,
versterken die vorm. De sfeer is er een van onverzettelijke kracht. Als
proletarische omvorming van een Romeins legioen staan de Zeeuwse boeren daar.
Het doek hing op de internationale tentoonstelling 'Socialistische kunst
Heden' die mede door Charley in het Stedelijk Museum in Amsterdam
georganiseerd was. 'Niet socialistisch, maar communistisch is deze tentoonstelling
en het zou eerlijker en waardiger geweest zijn dit ook openlijk te zeggen,'
reageerde de (socialistische!) pers.
Een aparte plaats neemt haar vroege werk in waarin ze een toverachtige
lichtwerking oproept en onder invloed van de theosofische kring in Domburg
een aura-achtige straling rond de kinderportretjes schilderde.
Werkkracht en onrust
In het begin van de dertiger jaren ontbrandde in de Nederlandse literatuur de
discussie rond 'vorm' of 'vent'; de vraag of kunst vooral te maken had met
verfijnde vorm, óf dat de intensief levende persoonlijkheid van de kunstenaar
van meer belang is. Het werk van Charley Toorop werd in het eerste nummer van
'Forum' besproken. 'In dit land van schilders is nog altijd aan talenten geen
gebrek. Maar er is een verontrustend gebrek aan karakter; aan levenskernen;
aan noodzaak van scheppen. ...(Charley Toorop) geeft een schilderkunst die de
dingen van het leven noemt, zonder franje, zonder ophef, noch tragisch van
nadruk, noch elegisch van voordracht. Zij brengt de beelden van het harde
leven, dat niet enkel schoonheid is.'
Na de scheiding van Henk Fernhout had ze zich steeds krachtiger op de kunst
gericht. Ze trok in bij een kunstenaars
commune in Amsterdam. Ze ging naar Parijs om op straat en in cafés te
schilderen. Ze werkte in de Borinage om de sfeer van Van Gogh aan den lijve
te voelen. Ze schilderde patiënten in een psychiatrische inrichting. Ze
werkte mee in 'De Filmliga' om film als kunstvorm geaccepteerd te krijgen.
Het tijdschrift i10 ondersteunde ze financieel. Ze was een van de
initiatiefnemers voor een vereniging om jonge schilders, beeldhouwers en
architecten bij elkaar te brengen. Daarnaast was ze voortdurend in de
weer -niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen- om tentoonstellingen te
organiseren en om te proberen schilderijen te verkopen. Voor Mondriaan
organiseerde ze voordrachten en een concert met de bedoeling geld over te
houden om voor een museum een schilderij van hem te kunnen kopen. Ook het
werk van de architecten Rietveld en Oud bracht ze onder de aandacht van
anderen. Haar oudste zoon Edgar, die ook kunstschilder werd had wel te leiden
onder haar al te opdringerige regelzucht. De jaren werden gekenmerkt door een
grote werkkracht, maar ook door een grote onrust. In de stad lokte de natuur.
Thuis in Bergen lokte de grote stad.
Een vast punt bij al die onrust waren de zomers op Walcheren. Niet zozeer het
mondaine Domburg, waar ze met haar vader vaak geweest was, maar Westkapelle,
'...het dorp van dijkenbouwers ... het grote weerstaan van de zee, storm en
wind, verwant aan basalt.'
In 1924 had ze daar een korte maar hevige relatie
met de dichter Marsman. ' ... ik houd meer van de rauwere dingen en de meer
directe uit je bundel,'. Zijn gedicht 'de laatste nacht' is te zien als een
afscheid van Charley : 'o! mijn God, om het lieflijke land,/ waar de lelie
van haar gezicht/ sliep in de schaûw van mijn hand'. Haar relatie met Arthur
Lehning, later in Amsterdam was langduriger, maar hield uiteindelijk ook geen
stand. 'Als je werkelijk je als vrouw wilt geven en als moeder -heelemaal-,
zou je onmogelijk eigen creatief werk kunnen maken.'
Een ander vast punt was het huis 'De Vlerken' dat haar vader in 1921 voor
haar in Bergen liet bouwen en waar ze haar atelier had. Dat was de plek waar
ze haar vrienden om zich heen groepeerde, waar ze concerten en voordrachten
organiseerde. Het was de plek waar ze in de door haar gevormde orde kon
schilderen en ook de plek waar ze zong. ' ... er was iets machtigs in (haar
stem), iets dat uit een diepte en een verte kwam, een brede hartstochtelijke
rust was in de stroom van het geluid. ... Als zij zong kwam een kant van haar
wezen open, die ons anders verborgen was.' (Hammacher)
Haar laatste zelfportret
Op haar laatste zelfportret kijkt Charley achterom over haar schouder. De
rimpels in haar hals gaan over in de witte werkjas. De wintertakken buiten
vinden hun weerspiegeling in het naar achteren gekamde haar. Het gordijn is
bijna dichtgeschoven. Zo staat ze tussen de toeschouwer en de buitenwereld
in, met een strenge, hier ook enigszins angstige blik en gesloten mond. Ze
stierf in het jaar waarin ze dit portret voltooide. Bij haar begrafenis zij
A.M. Hammacher over haar werk: 'Het is in Nederland gevormd, maar niet alleen
door de Nederlandse cultuur, maar in wezen door haar reacties op Europa. Het
is daardoor een zeldzame, menselijke samenvatting geworden van wat
Nederlandse werkelijkheidszin in Europees verband beeldend betekende,'
In het atelier stond nog een onvoltooide schildering op de ezel. Op de
vensterbank het verwelkte model: rozen in een glazen vaas.
|